Nadat koningin Juliana in april 1952 het Nederlandse volk had opgeroepen om te gaan emigreren, vertrokken er in de jaren daarna meer dan een half miljoen Nederlanders naar Zuid-Afrika, Canada, Australië en Nieuw-Zeeland. De overheid maakte het hen dan ook vrij gemakkelijk door vaak de overtocht te betalen en enkele honderden guldens ‘oprotpremie’ mee te geven. Door de ontstane ruimte kon in 1960 worden begonnen met de massale import van goedkope arbeidsmigranten. Allereerst werd door de overheid en werkgevers begonnen met het werven van Zuid-Europeanen, met name uit Italië en Spanje, en later met het werven van Turken (1964) en Marokkanen (1969). In de Marokkaanse steden Rabat en Casablanca en de Turkse steden Ankara en Istanbul werden zelfs wervingskantoren geopend om de ‘gastarbeiders’, en later hun gezinnen, naar Nederland te halen. Voor meer informatie, zie: Geschiedenis van de massa-immigratie in Nederland (1959-1986).
Gerard
Je moet ingelogd zijn om een reactie te plaatsen.