Over de werving van Turkse en Marokkaanse gastarbeiders.

De centrumrechtse kabinetten bestaande uit KVP, ARP, CHU (in 1980 opgegaan in het CDA) en de VVD zijn in de vorige eeuw begonnen met het massaal werven van arbeidsmigranten uit Turkije en Marokko en het naar Nederland halen van hun gezinnen en huwelijkspartners.

1963-1965: Kabinet-Marijnen, bestaande uit KVP, ARP, CHU en VVD:
Wervingsovereenkomst met Turkije (1964). In de steden Ankara en Istanbul werden wervingskantoren geopend om ongeschoolde Turken uit met name het midden en zuidoosten van Turkije te werven.

1967-1971: Kabinet-De Jong, bestaande uit KVP, ARP, CHU en VVD:
Wervingsovereenkomst met Marokko (1969). In de steden Rabat en Casablanca werden wervingskantoren geopend om met name ongeschoolde Marokkanen uit het Rifgebergte te werven. Tevens werd in 1968 door het kabinet-De Jong een nieuwe immigratiewet ingevoerd. Daarin stond specifiek een clausule waardoor gezinshereniging voor het eerst mogelijk werd en dat Marokkanen die werkloos raakten niet teruggestuurd hoefden te worden.

1973-1977: Kabinet-Den Uyl, bestaande uit PvdA, KVP, ARP, D66 en PPR (in 1991 opgegaan in GroenLinks):
Einde van de wervingen van Turken en Marokkanen in 1973, maar door de gezinshereniging – dat door het Kabinet-De Jong was besloten – kwamen er tijdens dit Kabinet meer Turkse en Marokkaanse immigranten naar Nederland dan alle wervingen van de voorgaande jaren tezamen.

1977-1981: Kabinet-Van Agt/Wiegel, bestaande uit CDA en VVD:
Eerste ontwerp-minderhedennota van vicepremier en minister van Binnenlandse Zaken Hans Wiegel (VVD) waarin onder andere bepaald werd dat Nederland zich zou moeten ontwikkelen tot een multiculturele samenleving en dat de autochtone Nederlandse meerderheid zich zou moeten aanpassen aan de nieuwe situatie.

1982-1986: Kabinet-Lubbers, bestaande uit CDA en VVD:
Definitieve presentatie van de minderhedennota door minister van Binnenlandse Zaken Koos Rietkerk (VVD). Tevens verscheen de nota van de staatssecretaris van Justitie Virginie Korte-Van Hemel (CDA) waarin het recht op toelating van huwelijkspartners van arbeidsmigranten werd erkend.

Gerard