Op verzoek van prins Bernhard hebben honderden ex-Waffen-SS’ers in Indië gevochten.

Terwijl prins Bernhard, als bevelhebber van de Binnenlandse Strijdkrachten, in september 1944 nog had opgemerkt dat gevangengenomen Nederlandse Waffen-SS’ers beter geëxecuteerd konden worden, kwam hij in 1946 bij minister van Oorlog Jo Meynen met het plan om deze lieden dienst te laten nemen bij de Koninklijke Landmacht om ze voor het herstel van het koloniale gezag naar  Nederlands-Indië te sturen.
Aangezien de Waffen-SS’ers nog steeds opgesloten zaten vanwege wandaden tijdens de oorlog zag minister Meynen aanvankelijk helemaal niets in het plan van de Prins, maar omdat Nederland steeds meer behoefte kreeg aan goed getrainde en ervaren frontsoldaten, die het op dat moment niet ter beschikking had, werd het toch maar in overweging genomen, mits ze geen lid waren geweest van de NSB. Dat blijkt uit regeringsdocumenten uit die tijd. In een memorandum aan minister-president Schermerhorn (PVDA) werd het totaal van de door de Duitsers geoefende Nederlandse soldaten geschat op rond de 30.000 man (Waffen-SS, NSKK en Kriegsmarine) en uit een rapport van het directoraat-generaal voor Bijzondere Rechtspleging uit 1946 bleek dat er van werd uitgegaan dat wie tot de elitetroepen van de Waffen-SS hadden behoord, als bijzonder ervaren en goede militairen werden beschouwd om bij te dragen aan de strijd tegen de ‘Indonesische extremisten’. Na een training van enkele weken in het hanteren van geallieerde wapens konden ze onmiddellijk tot actie overgaan, aldus het rapport.
Een paar maanden later maakten al tientallen Waffen-SS’ers, die een paar jaar daarvoor nog hun leven op het spel hadden gezet voor het in stand houden van Hitlers Derde Rijk, op Java al deel uit van een compagnie Grenadiers en Jagers dat onder bevel stond van luitenant-kolonel Taets van Amerongen.

SSindie1

Een oud-SS’er, die tot 1949 op Java diende, heeft later opgemerkt: “De werkplaats van de Militaire Transportdienst was exact een kopie van de werkplaats zoals ik die had meegemaakt in Jõhvi aan het Oostfront, hier ingericht door lui die het bij de Waffen-SS hadden geleerd”.
Ook had hij in zijn tijd in Indië een aantal van zijn voormalige Oostfrontkameraden teruggezien.

Hieronder de verklaring van de sergeant-KNIL Harry Hammelburg van de inlichtingendienst over de Waffen-SS’ers op West-Java.

Het moet rond de Eerste Politionele Actie geweest zijn, dus juli/augustus 1947. Ik was als inlichtingenman van het KNIL gedetacheerd bij de Grenadiers en Jagers in Tjibadak. Het was een onderdeel van de 7-December  Divisie. Op een ochtend zag ik een groep militairen gymnastiekoefeningen doen. Er viel mij iets gek op: onder hun oksel hadden ze allemaal een lelijk litteken. Ik vroeg aan één van die mannen wat dat was. Hij vertelde mij dat op die plek ooit een bloedgroep was getatoeëerd. Op mijn vraag waarom hij en zijn maats zo’n belangrijk gegeven hadden laten wegsnijden ging hij niet in. Een onderofficier die bij die groep hoorde gaf bij navraag een duidelijker antwoord: “Weet je dat niet?” zei hij verbaasd. “Dat zijn voormalige leden van de Waffen-SS. Daar was het verplicht je bloedgroep onder je oksel te laten tatoeëren. Ze zijn bij ons ingedeeld, maar er zitten er nog meer bij andere onderdelen. Ze doen hier dienst in plaats van hun straf uit te zitten”, zei de man zonder enige terughoudendheid. Bij de hoogste baas van de eenheid waar ik de ex-SS’ers had ontdekt, overste Taets van Amerongen, wekte ik grote woede op toen ik om opheldering vroeg: “Daar heb je niets mee te maken. Weg wezen!”, zei hij. Maar ik liet het er niet bij zitten en gelastte de marechaussee een onderzoek in te stellen en kreeg een bevestiging dat het hier inderdaad om voormalige leden van de Waffen-SS ging. Enkele weken later moest ik op de Generale Staf zijn in Batavia. Daar ontmoette ik kolonel Thomson, de rechterhand van generaal Spoor. Ook hij bevestigde het verhaal, maar liet daar onmiddellijk op volgen: “We kunnen hier niets aan doen. Dit is opdracht van Den Haag.” Hetzelfde antwoord dat de marechaussee mij had gegeven.

Harry Hammelburg
Inlichtingendienst NEFIS

Opmerking: Hammelburg, wiens joodse familieleden tijdens de oorlog in Europa allemaal zijn omgekomen, was in maart 1942 op Java door de Japanners krijgsgevangen gemaakt heeft daarna ternauwernood het vege lijf weten te redden bij het werk aan de beruchte Birma-spoorweg.

Gerard