Tagarchief: Politionele Acties

‘Vadertje’ Drees: van overtuigd pacifist tot ‘atoombomgooier’.

Willem Drees (PVDA) was voor de oorlog een overtuigd pacifist en anti-militarist. Vol trots met het ‘gebroken geweertje’ op zijn revers hield hij in het hele land toespraken om het leger af te schaffen.

01Drees

Maar toen Nederland vlak na de Tweede Wereldoorlog als eerste land ter wereld ten strijde trok, had Drees zijn ‘gebroken geweertje’ weggegooid en werd hij de dirigent van de koloniale oorlog, dat uiteindelijk aan circa 150.000 Indonesische mannen, vrouwen en kinderen het leven zou kosten. Zie ook: “Erger dan Hitler”.

02Drees

En in 1957 vond Drees dat de NAVO-landen, dus ook Nederland, het recht hadden om als eerste atoomwapens in te zetten.

03Drees

Desondanks behoort deze salonsocialist, samen  met Willem van Oranje, nog steeds tot de grootste vaderlanders.

Gerard

Nederlandse regering was medeschuldig aan de vele slachtoffers van de Watersnoodramp in 1953.

Door de geallieerde bombardementen in de herfst van 1944 op Duitse Bunkers om de toegang naar Antwerpen veilig te stellen, hadden de toch al in slechte staat zijnde Zeeuwse dijken het nog eens extra zwaar te verduren gekregen. Na de bevrijding vonden talrijke deskundigen, waaronder dr. ir. Johan van Veen, dan ook dat de dijken met spoed hersteld moesten worden, want een ramp lag op de loer. Maar daar was op dat moment geen geld voor omdat de koloniale oorlog in Nederlands-Indië ruim 830 miljoen gulden per jaar kostte.

(Klikken om te vergroten.)Veen

In september 1948 werd er zelfs 2 miljard gulden voor uitgetrokken. Dus het herstel van de dijken moest nog maar even uitgesteld worden, vond de regering, want het wingewest Indië moest koste wat het kost behouden blijven.

Zeeland1

Na bijna vijf jaar vergeefse strijd werd Nederlands-Indië op 27 december 1949 officieel de Republiek Indonesië. Maar nu moesten de meer dan 125.000 Nederlandse soldaten nog naar Nederland worden vervoerd. En ook dat kostte een kapitaal. Pas medio 1951 was het troepentransport afgerond.

En waar de deskundigen al jaren voor gewaarschuwd hadden werd bewaarheid toen tijdens een hevige storm in de nacht van 31 januari op 1 februari 1953 de nog steeds niet herstelde dijken doorbraken. Een groot deel van Zeeland, West-Brabant en de Zuid-Hollandse eilanden liep onder water, waarbij meer dan 1800 mensen en duizenden dieren verdronken. 100.000 mensen verloren hun huis en bezittingen. Opgeofferd om Nederlands koloniale wingewest te behouden. Ook het dagblad De Waarheid was die mening toegedaan. Volgens die krant had de ramp niet hoeven te gebeuren wanneer de dijken waren verhoogd, maar het herstel van het koloniale gezag werd voor de ‘wederopbouw’ blijkbaar van groter belang geacht.

Zeeland2

Zeeland3

Gerard

De Grondwet mocht niet baten.

Joost van der Gijp, een dienstplichtig sergeant die zich tijdens de Duitse inval in Nederland in mei 1940 had onderscheiden, kreeg vanwege zijn gevechtservaring in september 1946 een herhalingsoproep om zich met de 7-December-divisie in te schepen voor uitzending naar Indonesië. Maar aan die oproep werd door hem echter geen gehoor gegeven. De reden: Joost wilde niet met een wapen in de hand zijn rijksgenoten bestrijden die voor hun vrijheid vochten. Ook vond hij dat de uitzending in strijd was met  Artikel 192 van de Grondwet, dat namelijk bepaalde dat Nederlandse dienstplichtigen slechts met hun eigen toestemming mochten worden uitgezonden naar overzeese gebiedsdelen. Op donderdagmorgen 24 oktober 1946 stond hij dan ook wegens desertie terecht voor de krijgsraad te velde in Den Haag. De auditeur-militair majoor mr. M. Lodder achtte het bewijs wettig en overtuigend geleverd dat beklaagde op 13 september 1946 “in tijd van oorlog” opzettelijk afwezig was gebleven. Hij vond dat er in deze zaak dan ook geen verzachtende omstandigheden aanwezig waren en eiste de volle gevangenisstraf van 7 jaar en 6 maanden.
Daarna was Van der Gijps raadsman, het CPN-Tweede Kamerlid mr.dr. Benno J. Stokvis, aan het woord. Deze stelde dat volgens de Nederlandse regering er geen sprake was van een oorlog tegen Indonesië, maar dat het een kwestie was van een interne gezagshandhaving: een politionele actie. Stokvis achtte het dan ook niet op zijn plaats om in de aanklacht te spreken van “in tijd van oorlog”. Voorts protesteerde hij tegen de maximum eis die was gesteld en drong erop aan dat Van der Gijp werd vrijgelaten. Vooral ook op grond van Artikel 192 van de Nederlandse Grondwet.
” Wanneer de regering de grondwet terzijde schuift, dan hebben wij onze rechtsstaat vaarwel gezegd en dan bevinden wij ons weer in de politiestaat, waarin wij ons al vijf jaar lang hebben bevonden”, aldus de raadsman.
Het mocht echter niet baten. Joost van der Gijp werd dezelfde dag dan wel niet tot 7 1/2 jaar veroordeeld, maar tot 3 jaar gevangenisstraf die hij volledig in een Scheveningse gevangenis heeft uitgezeten.

Zie ook mijn artikel: Nederlandse regering had lak aan de Grondwet.

Gerard

Grijp192a

Grijp192b

Op verzoek van prins Bernhard hebben honderden ex-Waffen-SS’ers in Indië gevochten.

Terwijl prins Bernhard, als bevelhebber van de Binnenlandse Strijdkrachten, in september 1944 nog had opgemerkt dat gevangengenomen Nederlandse Waffen-SS’ers beter geëxecuteerd konden worden, kwam hij in 1946 bij minister van Oorlog Jo Meynen met het plan om deze lieden dienst te laten nemen bij de Koninklijke Landmacht om ze voor het herstel van het koloniale gezag naar  Nederlands-Indië te sturen.
Aangezien de Waffen-SS’ers nog steeds opgesloten zaten vanwege wandaden tijdens de oorlog zag minister Meynen aanvankelijk helemaal niets in het plan van de Prins, maar omdat Nederland steeds meer behoefte kreeg aan goed getrainde en ervaren frontsoldaten, die het op dat moment niet ter beschikking had, werd het toch maar in overweging genomen, mits ze geen lid waren geweest van de NSB. Dat blijkt uit regeringsdocumenten uit die tijd. In een memorandum aan minister-president Schermerhorn (PVDA) werd het totaal van de door de Duitsers geoefende Nederlandse soldaten geschat op rond de 30.000 man (Waffen-SS, NSKK en Kriegsmarine) en uit een rapport van het directoraat-generaal voor Bijzondere Rechtspleging uit 1946 bleek dat er van werd uitgegaan dat wie tot de elitetroepen van de Waffen-SS hadden behoord, als bijzonder ervaren en goede militairen werden beschouwd om bij te dragen aan de strijd tegen de ‘Indonesische extremisten’. Na een training van enkele weken in het hanteren van geallieerde wapens konden ze onmiddellijk tot actie overgaan, aldus het rapport.
Een paar maanden later maakten al tientallen Waffen-SS’ers, die een paar jaar daarvoor nog hun leven op het spel hadden gezet voor het in stand houden van Hitlers Derde Rijk, op Java al deel uit van een compagnie Grenadiers en Jagers dat onder bevel stond van luitenant-kolonel Taets van Amerongen.

SSindie1

Een oud-SS’er, die tot 1949 op Java diende, heeft later opgemerkt: “De werkplaats van de Militaire Transportdienst was exact een kopie van de werkplaats zoals ik die had meegemaakt in Jõhvi aan het Oostfront, hier ingericht door lui die het bij de Waffen-SS hadden geleerd”.
Ook had hij in zijn tijd in Indië een aantal van zijn voormalige Oostfrontkameraden teruggezien.

Hieronder de verklaring van de sergeant-KNIL Harry Hammelburg van de inlichtingendienst over de Waffen-SS’ers op West-Java.

Het moet rond de Eerste Politionele Actie geweest zijn, dus juli/augustus 1947. Ik was als inlichtingenman van het KNIL gedetacheerd bij de Grenadiers en Jagers in Tjibadak. Het was een onderdeel van de 7-December  Divisie. Op een ochtend zag ik een groep militairen gymnastiekoefeningen doen. Er viel mij iets gek op: onder hun oksel hadden ze allemaal een lelijk litteken. Ik vroeg aan één van die mannen wat dat was. Hij vertelde mij dat op die plek ooit een bloedgroep was getatoeëerd. Op mijn vraag waarom hij en zijn maats zo’n belangrijk gegeven hadden laten wegsnijden ging hij niet in. Een onderofficier die bij die groep hoorde gaf bij navraag een duidelijker antwoord: “Weet je dat niet?” zei hij verbaasd. “Dat zijn voormalige leden van de Waffen-SS. Daar was het verplicht je bloedgroep onder je oksel te laten tatoeëren. Ze zijn bij ons ingedeeld, maar er zitten er nog meer bij andere onderdelen. Ze doen hier dienst in plaats van hun straf uit te zitten”, zei de man zonder enige terughoudendheid. Bij de hoogste baas van de eenheid waar ik de ex-SS’ers had ontdekt, overste Taets van Amerongen, wekte ik grote woede op toen ik om opheldering vroeg: “Daar heb je niets mee te maken. Weg wezen!”, zei hij. Maar ik liet het er niet bij zitten en gelastte de marechaussee een onderzoek in te stellen en kreeg een bevestiging dat het hier inderdaad om voormalige leden van de Waffen-SS ging. Enkele weken later moest ik op de Generale Staf zijn in Batavia. Daar ontmoette ik kolonel Thomson, de rechterhand van generaal Spoor. Ook hij bevestigde het verhaal, maar liet daar onmiddellijk op volgen: “We kunnen hier niets aan doen. Dit is opdracht van Den Haag.” Hetzelfde antwoord dat de marechaussee mij had gegeven.

Harry Hammelburg
Inlichtingendienst NEFIS

Opmerking: Hammelburg, wiens joodse familieleden tijdens de oorlog in Europa allemaal zijn omgekomen, was in maart 1942 op Java door de Japanners krijgsgevangen gemaakt heeft daarna ternauwernood het vege lijf weten te redden bij het werk aan de beruchte Birma-spoorweg.

Gerard

Nederlandse regering had lak aan de Grondwet.

Toen Nederland na de bevrijding in 1945 als eerste land ten oorlog trok, werden Nederlandse dienstplichtigen – veelal tegen hun zin – door de toenmalige regering gedwongen naar Nederlands-Indië gestuurd. Dit ondanks dat het in strijd was met artikel 192 van de Grondwet dat namelijk bepaalde dat Nederlandse dienstplichtigen slechts met hun eigen toestemming mochten worden uitgezonden naar overzeese gebiedsdelen. Pas op 4 augustus 1947 was de wet gewijzigd en onder nummer H293 in het Staatsblad afgedrukt. En pas vanaf dat moment was het dus rechtsgeldig om dienstplichtige soldaten overzee te sturen, maar toen waren er al duizenden dienstplichtigen in Nederlands-Indië en inmiddels honderden van hen gesneuveld of zwaar verminkt in deze koloniale oorlog. Met de wijziging van artikel 192 van de Grondwet werd ook meteen de dienstplicht verlengd van elf maanden naar drie jaar om de jongens langer in Nederlands-Indië te kunnen houden, want “Indië verloren, rampspoed geboren”, was indertijd het credo.

01

02

03

Een figuur die in 1946 zeer actief was met het verwijzen naar artikel 192 van de Grondwet was de oud-verzetsman professor Johan Willem Pootjes. Met het bewuste artikel van de Grondwet in zijn hand hield hij hierover lezingen in Amsterdam en Hilversum dat door duizenden mensen, waaronder honderden dienstplichtige militairen, werden bezocht. Dit tot groot ongenoegen van de autoriteiten. Op donderdagochtend 3 oktober 1946 werd Pootjes dan ook door de politie van zijn bed gelicht omdat hij “een bepaalde politieke activiteit aan de dag legde”. Pas op 15 augustus 1947 werd tegen hem vier jaar gevangenisstraf geëist “wegens het aanzetten tot desertie”. De rechtbank deed echter geen uitspraak omdat men twijfelde aan de geestelijke vermogens van Pootjes. De rechter vond blijkbaar dat iemand die dienstplichtige militairen terecht op artikel 192 van de Grondwet wees niet goed bij zijn hoofd was……

04

05

Zie ook mijn artikel over de dienstplichtige sergeant Joost van der Grijp: De Grondwet mocht niet baten.

Gerard